Wij zetten ons in voor het algemeen belang

Contact

Lijst Babijn
Bakkersstraat 59
4501 RB Oostburg
Tel. : 0117 452945
E-mail : info@lijstbabijn.nl

  Interact Network 2022

Waterdunen. (12-04-2021) Vragen namens PARTIJ VOOR ZEELAND (PVZ) aan Gedeputeerde Staten van Zeeland.

College van Gedeputeerde Staten
Provinciehuis
Abdij 6
4331 BK MIDDELBURG                                                                                                                   
                                                                                        Oostburg, 12 april 2021,
 
Geacht College,
 
Betreft schriftelijke vragen conform Art. 44 van het Reglement van Orde van het Statenlid François Babijn, PARTIJ VOOR ZEELAND (PVZ), aangaande ‘Project Waterdunen’ n.a.v. onvolledige/niet beantwoording in commissie Ruimte d.d. 26 maart jl..
 
Toelichting
Uw college heeft ons, bij monde van gedeputeerde Pijpelink, in de commissie Ruimte van d.d. 26 maart jl. voor de beantwoording van een vraag doorverwezen naar het Waterschap Scheldestromen. Voor de Statenfractie van de PARTIJ VOOR Zeeland (PVZ) is dit onacceptabel en daarom stellen wij deze vraag opnieuw in de vorm van art. 44 vraag.
 
De inlaatduiker voldoet momenteel niet aan de ‘in de wet gestelde veiligheidseisen’ en moet daarom worden “aangepast” (lees volledig op de schop worden genomen) en daarenboven ontbreekt er een regionale waterkering (binnendijk) ter plaatse.
N.B. De kernvraag, of de veiligheid in en om Waterdunen momenteel gewaarborgd is, is en blijft naar onze mening nog steeds een relevante legitieme vraag.
 
 
(A) Vragen
 
(1) Volgens presentatie 12 maart 2021 van Royal Haskoning DHV; ik citeer: ,,Gemaal geen onderdeel van de scope (geen invloed op Waterdunen)” (zie foto).
 

 
Dat staat haaks op het rapport ‘Waterdunen veilig & functioneel’ van Royal Haskoning DHV; ik citeer: ,,8.2.2 Terugslagkleppen gemaal De diverse componenten van het gemaal zijn aan de hand van de door het waterschap aangeleverde documentatie op hoofdlijnen beschouwd. De resultaten hiervan zijn in § 5.4.2 weergegeven. Uit de beschouwing is naar voren gekomen dat er geen vermoeiingsberekening beschikbaar is van de terugslagklep. Wij adviseren op dit punt nader te onderzoeken. De vermoeiingsberekeningen zijn nodig voor de beoordeling van dijktraject 32-1 als geheel.”
Voor de beantwoording van de vraag, aangaande deze tegenstrijdigheid, heeft uw college de PARTIJ VOOR ZEELAND (PVZ) doorverwezen naar het Waterschap Scheldestromen.
Maar de Statenfractie van de PARTIJ VOOR ZEELAND (PVZ) neemt daar dus geen genoegen mee, en wil ‘klip en klaar’ een antwoord van uw college op de vraag hoe het nu zit.
M.a.w. is de veiligheid in het geding als de terugslagklep in de vierde koker (onderdeel van de inlaat/getijdeduiker) het begeeft, of niet? Zo nee, graag uw uitgebreide onderbouwing waarom niet.
Gaat uw college opdracht geven om vermoeiingsberekeningen aangaande die terugslagklep uit te laten voeren, conform het advies van Royal Haskoning DHV in het rapport ‘Waterdunen veilig & functioneel’, omdat de vermoeiingsberekeningen nodig zijn voor de beoordeling van dijktraject 32-1 als geheel? Zo nee, graag uw uitgebreide onderbouwing waarom niet?
(B) Vragen m.b.t. beantwoording eerdere vragen n.a.v. presentatie Royal Haskoning DHV d.d. 12 maart jl. (antwoorden college 23 maart jl.), welke eveneens niet beantwoord werden op 26 maart jl. tijdens de commissie Ruimte:
Vraag 4. Mogen we de berekeningen daaromtrent inzien?
Vraag 5. Dus pas weer in 2024 vindt de volgende inspectie plaats of de scheuren niet groter zijn geworden? En zo ja, wat dan?
Vraag 7. Zijn de berekeningen ter inzage?
Vraag 12. Beetje vage beantwoording: ,,Moeten nog afspraken gemaakt worden…”, en: ,,Er ontbreekt geen regionale kering, maar voor instandhouding van de rand is het bestempelen als regionale kering een soort garantie.”
(N.B. In het rapport van Royal Haskoning DHV lezen wij: ,,De hoogte, ligging en afwerking van de kering moet nog worden afgestemd tussen partijen, waaronder waterschap en provincie, en ook een formeel notarieel vastgelegde grondtransitie”.)
Wat gaat dat kosten en zijn die kosten al ingecalculeerd?
Vraag 15. Veiligheidsprobleem bij 20 cm is er niet en verschil tussen zoet of zout maakt kennelijk niet uit? Leg dat eens uit aan een landbouwers en huiseigenaren, en last but not least, verzekeraars… Er is daarmee dus ook geen antwoord gegeven op sub vraag (a): ,,Het criterium “gemiddeld meer dan 20cm inundatie in een wijk of buurt met gelijke 4- cijferige postcode” is alleen van toepassing als het ‘zoet water betreft’; voor zout water is er een criterium van 0 centimeter van toepassing en moeten er dus wél maatregelen genomen worden; of ziet uw college dat anders?”
N.B. In het rapport Waterdunen veilig & functioneel (RHDHV) lezen wij:
,,6.2.6 Accepteren wateroverlast Het is ook mogelijk om de wateroverlast normen te laten varen voor Waterdunen. Dit betekent dat geaccepteerd moet worden dat er zout water over de akkers gaat lopen, zolang dit maar niet leidt tot een waterveiligheidsprobleem (meer dan gemiddeld 20 cm inundatie in een wijk/buurt met gelijke 4-cijferige postcode). De norm is nu dat er eens per 100 jaar (stedelijk gebied) geen zoutwater inundatie mag voorkomen, maar wel “ernstige wateroverlast” ten gevolge van zoet regenwater. Op basis van de resultaten van de SOBEK-berekeningen blijkt dat er geen wateroverlast optreedt op korte en middellange termijn. Bij een calamiteit met de getijdenduiker kan het water binnen de huidige kade geborgen worden. Bij de vooruitblik naar 2073 met een aanname van een zeespiegelstijging van 50 cm is er zeer beperkte inundatie (tot circa 20 cm enkele meters van de rand van de camping grenzend aan het Zwarte Gat), dit valt echter buiten de wateroverlastnorm. Daarom is deze maatregel in het vervolg niet beschouwd.”
,,6.3 Conclusie hoofdstuk 6 Samengevat gelden de volgende conclusies: ◼ Om aan de eisen van waterveiligheid, wateroverlast en ecologie te voldoen, is een set aan fysieke en niet-fysieke maatregelen nodig: de installatie moet worden aangepast, zodat deze voldoet aan het contract en de waterveiligheidseisen; de rand rondom Waterdunen moet een verplichting tot instandhouding krijgen; de hoogte, ligging en afwerking van de kering moet nog worden afgestemd tussen partijen, waaronder waterschap en provincie, en ook een formeel notarieel vastgelegde grondtransitie; het regelsysteem van de getijdenduiker moet worden aangepast.”
 
Tot slot hebben wij op 26 maart jl. moeten vernemen dat uw college geen definitieve opleverdatum meer wil noemen om ons zogezegd ‘niet blij te maken met een dooie mus’.
Mogen wij daar de conclusie aan verbinden dat uw college de oplevering van project Waterdunen niet langer ziet als een vanzelfsprekendheid, maar dat uw college slechts hoopt dat Waterdunen ooit wordt opgeleverd?
In dat laatste geval wil de Statenfractie van de PARTIJ VOOR ZEELAND (PVZ) uw college er op wijzen, dat hoop meestal een uitgestelde teleurstelling betreft!
 
In afwachting van uw beantwoording, verblijven wij,
 
 
Hoogachtend,
 
Statenfractie PARTIJ VOOR ZEELAND (PVZ),
 
François Babijn, Fractievoorzitter